Voor velen kwam het als een verassing, de nogal brute wijze waarop Ella Vogelaar als minister van Wonen, Wijken en Integratie door haar partij aan de kant werd gezet. Ook het aantreden van haar al achter de coulissen klaarstaande vervanger, Eberhard van der Laan wekte verbazing. Van hem wordt verwacht dat hij orde en rust zal gaan scheppen in de wanorde van zijn socialistische voorganger, onder meer in de zogenoemde veertig Vogelaarwijken.
Hij moet wel fantastisch zijn, want over zijn aanstelling regende het complimenten. Volgens onze minister-president Balkenende, kan Van der Laan zich goed vinden in de ambities van het kabinet: “Zijn ervaring en motivaties bieden perspectief voor de toekomst. Met vertrouwen verwelkom ik hem als lid van het kabinet.”
Vice-premier Wouter Bos omschreef Van der Laan als iemand die uitmuntende kwaliteiten heeft om mensen bij elkaar te brengen en te houden, en daarbij verworven vrijheden compromisloos zal verdedigen. De ervaringen van Van der Laan als advocaat en mediator zijn volgens Bos “buitengewoon belangrijk” om alle partijen die betrokken zijn bij de probleemwijken op één lijn te krijgen.
Ook zijn partijgenoot en Amsterdams burgervader Job Cohen kan zijn geluk niet op. Hij vind Van der Laan een ijzersterke vervanger van Vogelaar en kent hem goed: “Hij heeft de afgelopen jaren in Amsterdam ten behoeve van het gemeentebestuur een heleboel dingen gedaan. Vaak ging het om ingewikkelde onderwerpen en zijn bijdrage is altijd van onschatbare waarde geweest.” In een ANP-publicatie van 14 november 2008 denkt Cohen bijvoorbeeld terug aan de tijd toen hij net burgemeester van de hoofdstad was. Van der Laan heeft toen geadviseerd over hoe om te gaan met het krakersbolwerk Vrankrijk. “Hij heeft toen gewerkt naar een compromis.”
Dat klinkt veelbelovend, Van der Laan als een “mediator”, een “perspectief voor de toekomst”, “buitengewoon belangrijk” en “altijd van onschatbare waarde geweest”. Maar wie is deze man eigenlijk?
Terwijl Eberhard van der Laan namens de gemeente Amsterdam onderhandelde met de krakers van Vrankrijk zat ook een latere medewerker van zijn advocatenkantoor Kennedy Van der Laan aan tafel. Als kraker welteverstaan. Vijf maanden na de onderhandelingen stond hij op de loonlijst van Van der Laan…
Eberhard van der Laan is al dertig jaar lid van de Partij van de Arbeid. In zijn achtjarige bestuursfunctie (1990 – 1998) in de gemeenteraad van Amsterdam was hij de laatste vijf jaar fractievoorzitter van de meest invloedrijke partij van Amsterdam, de PvdA.
Begin jaren negentig richtte hij samen met zijn compagnon het advocatenkantoor Kennedy Van der Laan op (ca. honderd advocaten). Een van de belangrijkste opdrachtgevers van dit kantoor is al jarenlang de Gemeente Amsterdam. Naast zijn werk als advocaat is Van der Laan ook lid van de Raad van Toezicht Publieke Omroep.
Begin 2008 stonden nog acht boomdeskundigen aan zijn bureau, om een conflict uit te vechten over de door dikrandtonderzwam aangetaste kastanje waar Anne Frank vanuit het Achterhuis op uitkeek. Van der Laan was als mediator ingehuurd om de voor- en tegenstanders van omkappen uit hun loopgraven te trekken. Met succes. De boom kreeg een stut.
Een ander wapenfeit is het door Cohen aangehaalde compromis dat Van der Laan voor elkaar kreeg rondom de perikelen van het krakersbolwerk Vrankrijk in de Amsterdamse Spuistraat. Bij dit laatste zo door Cohen ‘bejubelde’ maar dubieuze wapenfeit komen enkele vragen bovendrijven: Voor wie is Van der Laan van onschatbare waarde geweest? Voor de PvdA? Voor de terroristen die het krakersbolwerk Vrankrijk beheren? Voor zijn eigen advocatenkantoor? Wie heeft hem voor dit compromis betaald? Kunnen we van hem in zijn huidige positie als minister van Wonen, Wijken en Integratie eenzelfde soort compromis verwachten?
Leest u even mee en oordeel zelf over de onschatbare waarde van deze mediator en het mogelijke toekomstperspectief voor de veertig zogenoemde Vogelaarwijken in Nederland.
Het is januari 2001. O, o, wat de toenmalige Amsterdamse burgemeester Schelto Patijn er niet voor over gehad om vlak voor zijn afscheid de geschiedenis in te gaan als de burgervader die het had klaargespeeld om na 18 jaar gedogen toch iets te regelen om het café op de begane grond van het krakersbolwerk Vrankrijk te legaliseren. Daarmee zou het café de status krijgen als iedere andere horecagelegenheid. Maar de krakers werkten niet mee, ze zagen Vrankrijk niet als zomaar een café maar een politiek en cultureel centrum. En omdat het niet in hun aard lag, had de bargroep die het café exploiteerde het nooit nodig gevonden om hiervoor de nodige vergunningen aan te vragen. Laat staan om überhaupt aan de daarvoor gestelde eisen te voldoen. Vooral het idee dat de politie te allen tijde kon controleren – wat van toepassing was voor de tientallen restaurants en cafés om hen heen – was voor hen onacceptabel.
Al twee jaar lang deed de gemeente verwoede pogingen om de krakers over de streep te halen. Het mocht niet baten. Ze hielden voet bij stuk: Géén politie over de vloer.
Intussen werden de protesten vanuit de Amsterdamse horeca – en ook uit politiekringen – steeds heviger. Het café met bijbehorende disco was de omliggende horeca-exploitanten een doorn in het oog. Terwijl zij aan een waslijst van voorwaarden moesten voldoen om voor een vergunning in aanmerking te komen, was Vrankrijk in het kader van het gemeentelijk gedoogbeleid overal van vrijgesteld. Overheidsdienaars was het zelfs door de Amsterdamse politiek verboden om hun taak uit te voeren. Intussen kregen de tientallen cafés en restaurants in de omgeving bijna dagelijks controleurs over de vloer terwijl er schielijk aan de deur van Vrankrijk werd voorbijgegaan. Het horecawezen pikte dit niet langer en dreigde naar de rechter te stappen.
Noodgedwongen kwam de gemeente in beweging. Patijn regelde zelf een afspraak met de krakers in een uiterste poging de kwestie alsnog te regelen.
Mispoes, de deur van Vrankrijk bleef letterlijk en figuurlijk voor hem gesloten. “Want als je principieel politie de toegang weigert, ontvang je De Baas toch niet?” (Het Parool van 25 november 2000).
Daar stond hij dan, de Amsterdamse burgervader, met lege handen, hoofdschuddend en mompelend naast zijn dienstauto: “Oh, wat stom. Ik kwam zaken doen. (…) Wat een klunzen, ongelooflijk.” Patijn was boos, hij dreigde met sluiting van het pand en stuurde Vrankrijk een brief. Hierin kondigde hij aan dat er bestuurlijke maatregelen zouden volgen indien de krakers niet alsnog een vergunning voor het café zouden aanvragen.
De krakers raakten er niet van onder de indruk. Met Patijn zouden ze er toch nooit uit komen, want politie over de drempel bleef een taboe. “Als we ons in regels laten verpakken, verliest Vrankrijk zijn aard als vrijgevochten, autonome vrijplaats en vertrutten we (…) Meneer wil dolgraag de geschiedenis in als de-eerste-burgemeester-die-Vrankrijk-betrad. Dat krijgt ie mooi niet op zijn record (…). Zag je hem kinderachtig stampvoeten?”, aldus de Vrankrijkers (Het Parool 25 november 2000). Feitelijk waren de gesprekken hiermee afgelopen.
Op 18 december 2000 verstreek de deadline die Patijn had gesteld. En wat gebeurde er? Niets, helemaal niets. Patijn vertrok en liet het probleem achter voor zijn opvolger en partijgenoot, Job Cohen.
Al snel bleek burgemeester Cohen een streepje voor te hebben op Patijn.
‘VRANKRIJK BIEDT DE OPLOSSING!’
Met deze kreet als kop stuurden de krakers op 16 januari een open brief aan Cohen. In de open brief zinspeelden ze erop dat de nieuwe burgemeester meer voor rede vatbaar was dan zijn voorganger. In Cohen hadden ze vertrouwen en daarom deden ze een voorstel om in een gesprek aan de orde te stellen dat het ‘Politiek Cultureel centrum Vrankrijk’ wilde voldoen aan de brandweereisen, de hygiëne-eisen en aan de milieueisen.
Ondanks het niet noemen van de gebruikelijke politiecontrole pakte Cohen de toegeworpen handschoen welwillend op en liet begin januari 2001 weten bereid te zijn om het gesprek met hen aan te gaan. Waarschijnlijk vreesde hij anders dat hij de mobiele eenheid op de krakers moest afsturen en daar had hij als nieuwe burgemeester helemaal geen zin in. Tevens wilde hij niet net als Patijn in zijn hemd komen te staan en daarom schakelde hij iemand anders in om als bemiddelaar het Vrankrijkse varkentje te wassen. Binnen zijn partij wist hij zich verzekerd van de juiste man: Eberhard van der Laan.
Voor Van der Laan was het onderhandelen met krakers gesneden koek. Daarmee was hij namelijk in de jaren tachtig zijn politieke carrière begonnen, als politiek adviseur van de Amsterdamse wethouder Jan Schaefer – de wethouder die begin jaren tachtig op grote schaal met gemeenschapsgeld kraakpanden opkocht om zo veldslagen met de ME te voorkomen. Voor de krakers een lucratieve oplossing omdat de meeste van hen in de panden mochten blijven wonen.
Van der Laan was ook voor de krakers acceptabel omdat hij in zijn jarenlange bestuursfunctie in de gemeenteraad van Amsterdam hen het leven niet echt zuur had gemaakt. Hij was, gezien zijn invloedrijke positie, in belangrijke mate medeverantwoordelijk voor het schandalige gedoogbeleid van de gemeenteraad ten aanzien van de kraakbolwerken in de stad, waaronder Vrankrijk. Van der Laan was dus voor beide partijen de juiste mediator om de onderhandelingen over het legaliseren van het krakercafé voort te zetten. Of liever gezegd: hij was méér dan acceptabel omdat er bij hem nog een addertje onder het gras zat. Maar daarover later meer.
MEDIATION OP SOCIALISTISCHE LEEST
Op onder meer 5, 12, 16, 21 februari 2001 zat een kleurrijk gezelschap van links tot extreemlinks bij elkaar. Eberhard van der Laan namens de gemeente Amsterdam en de krakers Stan, Walter en Ben namens café Vrankrijk. Van der Laan begon met de krakers gerust te stellen: “Het feit dat wij hier praten betekent natuurlijk dat de inzet erop gericht is geen bestuursdwang uit te oefenen. Ter geruststelling zal ik de burgermeester vragen om te bevestigen dat hangende dit overleg geen bestuursdwang zal worden toegepast. (…) Mijn persoonlijk uitgangspunt is nogal simpel: Vrankrijk heeft gelijk dat zij het karakter van vrijstaat niet in gevaar gebracht wil zien en de burgermeester heeft gelijk dat hij alle burgers van Amsterdam gelijk wil behandelen.” Maar volgens de krakers ging het hier niet om gelijke monniken gelijke kappen. Politiek was niet gelijk aan horeca. Dat bij hen bier werd geschonken nam niet weg dat Vrankrijk een politieke ontmoetingsruimte was en géén café.
Van der Laan deed de krakers een aantrekkelijk voorstel indien ze zich bereid verklaarden te voldoen aan de brandweer- en milieueisen: “Daar zullen ongetwijfeld substantiële investeringen aan vastzitten. Helpt het jullie als door Vrankrijk, bij voorbeeld als jongerencentrum, binnen de normale regelingen een subsidieaanvraag zou worden ingediend, teneinde de brandveiligheid zo spoedig mogelijk in orde te brengen”.
Tot zover ging alles van een leien dakje tot het onderwerp politiecontrole op de sluitingstijd ter sprake kwam. Dat werd door de krakers niet getolereerd. Ze gooiden verbijsterende argumenten op tafel. Volgens de krakers mochten Van der Laan en Cohen niet van hen verlangen dat de politie binnenkwam. Enkele citaten:
“Voor ons blijft de hoofdzaak dat de politie onze vijand is; de vijand wil je niet binnen hebben. (…) omdat het vervelende controles op kan leveren van oom agent, een autoriteit die niet welkom is in de bar (…) Men kan niet van ons verlangen dat we de politie binnenlaten (…) Wij zijn geen standaard horeca (…) Wij houden ons met politieke zaken bezig die de politie niets aangaan (…) wij hebben altijd problemen met de politie, omdat we radicale actie voeren. (…) Wij zijn een vrijplaats waar zich allerlei zaken afspelen waarbij we de politie niet kunnen gebruiken. (…) Veel van onze bezoekers voelen zich, vaak terecht, opgejaagd en gecriminaliseerd door politie en justitie. (…) Wij zijn een internationaal ontmoetingscentrum waar soms busladingen vol buitenlanders langs komen (…) Dienstweigeraars, daklozen, activisten en vele anderen. (…) bij ons zijn per definitie zaken en personen die de politie niet mag zien. Denk maar aan lijsten van nog te kraken panden (…) Als bij ons een politie-uniform binnenwandelt dan breekt er bovendien sowieso heibel uit (…) (…) Je vindt het toch niet gek dat wij met onze geschiedenis de politie niet vertrouwen. (…).”
In een poging hen over de streep te halen stelde Van der Laan voor om een met naam en toenaam genoemde politiefunctionaris aan te wijzen om specifiek de controle in Vrankrijk te verrichten. Die controle kon plaatsvinden door vertrouwenspersonen, twee vaste mensen die niet in uniform maar in burger zouden verschijnen. Met hen kon voorafgaand worden gesproken om kennis te maken, en afspraken te maken over de precieze controledoelen en de manier waarop de controle plaats zou vinden. Volgens Van der Laan zou die controle, als alles in orde was, slechts tweemaal per jaar plaatsvinden. Helaas, de krakers hielden voet bij stuk: géén politie. Daarom wilden ze van de gemeente een speciale vergunning, een gedoogplan dat er toe zou leiden dat ze aan alle inhoudelijke eisen voldeden, maar dan zonder inschakeling van de politie.
De door de gemeente gewenste beheerder was voor hen ook een heikel punt. Van der Laan probeerde deze gevoeligheid af te zwakken door te stellen dat een beheerder noodzakelijk was voor de lokale autoriteiten als ‘natuurlijk aanspreekpunt’. De beheerder diende te fungeren bij calamiteiten zoals brand of een misdaad binnen het café.
Maar voor de radicalen was een beheerder niet gewenst omdat ze als collectief individueel onbekend waren en in de praktijk dus niemand aansprakelijk was.
Het aanstellen van een beheerder zou een ondermijning van hun collectiviteit zijn en droeg te veel risico’s met zich mee. Het zou bijvoorbeeld inhouden dat in het geval een demonstratie uit de hand zou lopen en men zich demonstranten vervolgens zouden terugtrekken in Vrankrijk, de beheerder de klos zou zijn. Strafrechtelijke vervolging en daarmee samenhangende aansprakelijkheid van de beheerder mocht niet afhankelijk zijn van de handelswijze van Vrankrijk. Ook zou een beheerder met naam en toenaam bekend worden en dat betekende bijvoorbeeld “dat de Turkse geheime dienst achter de beheerder kan aangaan op zoek naar Koerdische vluchtelingen”, aldus de krakers. Daarnaast werkten ze met vrijwilligers en maakten geen winst. Wat ze overhielden werd geschonken aan acties en organisaties. Een deel daarvan viel buiten de wet en was daarom niet aftrekbaar. Ook dat zou problemen kunnen scheppen voor de beheerder.
Maar ook hier deed Van der Laan water bij de wijn: “In jullie voorbeeld van een gewelddadige demonstratie die zich in het café terugtrekt, zie ik echt niet noodzakelijk een verband met de verantwoordelijkheid van de beheerder (…). We zullen deze beheerder niet lastig vallen met vragen indien een demonstratie uit de hand loopt en men Vrankrijk benut als plek om zich veilig terug te trekken”, aldus Van der Laan. Daarna gaf hij het advies dat wellicht de juridische aansprakelijkheid van de beheerder via een stichting kon worden beperkt.
Het mocht niet baten. Begin maart 2001 liet burgemeester Cohen weten dat tot zijn grote spijt de onderhandelingen tussen Vrankrijk en de Gemeente Amsterdam op niets waren uitgelopen. De krakers hielden hun poot stijf – ze weigerden de verplichte politiecontrole en aanwezigheid van een beheerder te accepteren.
HET VAN DER LAANSE LUIKJE
De spanning liep op. De krakers moesten rekening houden met een politie-inval terwijl de gemeente op haar beurt kon rekenen op gewelddadige rellen. Dit laatste hadden de krakers met veel geroeptoeter aangekondigd. Daarna volgende enkele weken van intensief overleg achter de gemeentelijke schermen. Van der Laan gaf de moed niet op en werkte aan een nieuw voorstel.
Half mei 2001 was er een overeenkomst. Het krakersbolwerk Vrankrijk had de bureaucratische slag met de gemeente om een barvergunning gewonnen. De hardste eis van de krakers werd ingewilligd: het krakersbolwerk bleef na achttien jaar nog steeds verboden terrein voor de politie. Van der Laan had tenslotte een oplossing van ‘onschatbare waarde’ gevonden: in de buitenmuur van Vrankrijk kwam een luikje waardoor de politie kon vaststellen of het café zich hield aan de voorgeschreven sluitingstijden. Op zijn beurt volgde Vrankrijk het advies van Van der Laan op en ging over tot de oprichting van een stichting die café Vrankrijk zou gaan beheren.
Het toenmalige VVD-raadslid Ferry Houterman was woest over het resultaat van Van der Laans onderhandelingen: “Elke lokaliteit in deze stad moet voor alle controleorganen toegankelijk zijn. Lokale no-go-area’s voor de politie zijn mij drie bruggen te ver. We moeten altijd kunnen nagaan of zich ergens illegale personen bevinden of illegale activiteiten afspelen.” Tevens wilde hij weten met wie de overeenkomst tussen gemeente en krakers was gemaakt. “Onder deze overeenkomst staan de handtekeningen van Cohen en van vier krakers die slechts hun voornamen noemen. Het lijkt me onjuist als gemeente contracten te tekenen met partners van wie we naam en toenaam niet kennen.”
Het gesloten akkoord was slechts ondertekend met de voornamen van Walter, Ben, Shirley en Arwen. Merkwaardig genoeg stond Stan – die bij de meeste besprekingen met Van der Laan aanwezig was geweest – er niet meer bij. Misschien is dit ook niet zo merkwaardig wanneer we even verder kijken dan onze neus lang is, en erachter komen dat Stan, wiens achternaam Baggen was, waarschijnlijk een van de addertjes onder Van der Laans gras was.
Stan Baggen was namelijk tijdens de onderhandelingen niet alleen de vertegenwoordiger van Vrankrijk, maar liep hij in die periode als student stage bij het advocatenkantoor van de mediator Van der Laan. Na de onderhandelingen kwam Baggen op de loonlijst van het advocatenkantoor. En dat Van der Laan het niet zo nauw nam met de achtergronden van medewerkers blijkt wanneer we zien dat Baggen tevens behoorde tot groepen die solidariteit toonden met terreurorganisaties. Groepen die dankzij de activiteiten van café Vrankrijk financiële ondersteuning kregen. Zeven maanden later zouden die activiteiten voor een aardige verassing voor Vrankrijk zorgen.
TERRORISTENHOL
Het was 17 januari 2002, om half vier in de ochtend, toen de politie met groot machtsvertoon Vrankrijk binnenviel zonder gebruik te maken van het Van der Laanse-luikje. De actie volgde na de arrestatie van Juan Ramon Rodriguez Fernandez, een Spaanse terrorist, bij een supermarkt in Amsterdam. De man logeerde in Vrankrijk en had banden met een cel van de terreurgroep ETA in Barcelona. Tevens was hij in diezelfde stad actief in de krakersbeweging Okupa. De krakers gaven hem de naam Juanra.
Juanra werd al sinds augustus 2001 door de Spaanse autoriteiten gezocht wegens ondersteuning van het Gorbea Commando van de ETA. Dit commando stond onder leiding van Juanra’s vriend Carcia Jodrá.
In december 2002 werd Jodra in Spanje tot tweemaal toe veroordeeld, eenmaal tot 54 jaar en eenmaal tot 55 jaar gevangenisstraf wegens samenwerking met terreurgroepen, moord en terroristische aanslagen. Vreemd genoeg heerst hierover nog altijd doodse stilte op de vele websites van de Nederlandse activisten.
In een verklaring had Jodra Juanra genoemd als een belangrijke informant voor potentiële ETA-doelwitten. In het appartement van Jodra’s terreurgroep had de politie documenten gevonden met lijsten van doelwitten van de ETA. Op de documenten bevonden zich verschillende vingerafdrukken waaronder vijf van Juanra. De Spaanse politie was hem op het spoor gekomen door een aantal Barcelonezen te volgen die begin januari naar collega’s in Amsterdam gingen. Direct nadat Juanra was gelokaliseerd werd verzocht om zijn aanhouding.
Na twintig maanden van juridische gevechten werd Juanra in oktober 2003 uitgeleverd aan Spanje. Daar bekende hij zijn betrokkenheid. De geëiste straf bedroeg 9 jaar, maar uiteindelijk werd hij op 10 mei 2004 veroordeeld tot 5 jaar gevangenisstraf.
Aan de uitlevering aan Spanje waren ellenlange procedures vooraf gegaan, mede omdat Juanra kon rekenen op een brede ondersteuning vanuit het Vrankrijk-netwerk. Dat keerde zich tegen de rechterlijke macht en de minister van Justitie. Vooral het door het Vrankrijk-café ondersteunde Baskenland Informatie Centrum – waar Stan Baggen een prominent lid van was – voerde actie voor Juanra.
Juanra werd verdedigd door het advocatenkantoor van Britta Böhler, de huidige senator voor GroenLinks in de Eerste Kamer en haar man Victor Koppe. Voor en na de arrestatie van Juanra werden nog twee ETA-leden in Nederland opgepakt, Murillo Zubiri en Alexander Acarrequi Casas, en ook hier kwamen BIC en Koppe in het geweer.
Tot slot is het nog vermeldingwaardig dat Vrankrijk en BIC nauwe banden onderhouden met de Baskische jongerenorganisatie Segi – een groepering die voorkomt op de zwarte lijst van terreurorganisaties van de Europese Unie vanwege banden met de ETA.
Laten we even teruggaan naar één van de verplichtingen die Vrankrijk moest nakomen volgens de overeenkomst met de gemeente Amsterdam, nl. de oprichting van een stichting die het café zou gaan beheren. De locatie van Vrankrijk was weliswaar niet in het bestemmingsplan Spuistraat opgenomen als horecabestemming, maar Vrankrijk kon zich beroepen op het overgangsrecht omdat haar activiteiten al van ver voor het huidige bestemmingsplan dateerden. Dat deze activiteiten al jaren illegaal waren mocht de ‘goede zaak’ niet deren. Het stadsdeel Amsterdam-Centrum verleende zowel een drank- en horecavergunning als een exploitatievergunning.
Op 26 juli 2001 werd de stichting opgericht met de sprekende titel BarSt (adres Spuistraat 216, 1012VT te Amsterdam). BarSt werd de beheerder van het ‘sociaal politiek centrum’ Vrankrijk. In de Kamer van Koophandel werd de stichting als volgt ingeschreven: “Het op een kostendekkende basis beheren van een ruimte voor sociale, culturele en informatieve activiteiten met een politiek karakter.”
Volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel werden als bestuurders ingeschreven: Emmanuel Wilhelmina Leonarda van Meel (voorzitter), Suus Hopman (voorzitter), Gert-Jan Bakker (secretaris) en Guus Klijn (penningmeester).
Ook hier doet zich een wetenswaardigheid voor. Een van de bestuurders, Suus Hopman, werkt momenteel bij het kantoor Böhler Franken Koppe Wijngaarden advocaten – het kantoor dat juridische bijstand verleende aan dat de ETA-leden die in Nederland gearresteerd werden, waarvan er een in Vrankrijk.
TOT SLOT
In mei 2008 deden de gemeenteraadsleden van de VVD alsnog een poging om de afspraken met Vrankrijk van tafel te vegen na misdadig geweld door de kraakbeweging bij een aantal ontruimingen in de stad. “De politie mag in elk legaal café gewoon binnenlopen, maar in dit bolwerk van de kraakbeweging, die de stad, de politie en de burgemeester teistert met geweld en intimidatie, komt de politie niet binnen. Dat is absurd,” aldus VVD’er Bas van ’t Wout.
Het mocht niet baten, Vrankrijk kon ongestoord doorgaan als een van de grootste krakersbolwerken in Nederland. Ondertussen bleek dat het probleemoplossende luikje van Van der Laan gesmeerd moest worden, want het werd amper door de politie gebruikt. Zelfs bij de meest recente gewelddadigheden in het ‘gelegaliseerde’ café bleef het luikje gesloten.
Het had zo’n leuke bijeenkomst moeten worden op 13 september 2008. Helaas, de ‘rust’ werd verstoord. Twee bezoekers werden op misdadige wijze met stukken steigerpijp door de ‘knokploeg’ van café-Vrankrijk in elkaar geslagen. Na de vechtpartij dumpten ze hun slachtoffers op straat, een met een hersenkneuzing en de ander met een schedelbreuk, en trokken zij de deur schielijk achter zich dicht.
Volgens een van de vele berichten op krakerwebsites was een slachtoffer “per ongeluk” te hard op zijn achterhoofd gevallen en kreeg de ander “per ongeluk” een te harde vuist tegen zijn oog. “Zo kan iemand bijvoorbeeld makkelijk over een gladde ondergrond uitglijden, tegen een knuppel of elleboog aanvallen en vervolgens drie keer met verschillende kanten van zijn hoofd heel hard op de stoep stuiteren”, aldus een van lieverdjes op cynische wijze. En de gebruikte knuppels? Die behoren tot de standaarduitrusting van café Vrankrijk.
De ex-kraakster en journaliste Natasha Gerson, die op een aantal websites is terug te vinden onder bijvoorbeeld het alias campion, gaf hiervoor de volgende verklaring: “Wie de noodzaak van enig afweermateriaal bij de deur, niet kan begrijpen en ter discussie zou willen stellen, is gewoon naïef (…) Als er een troep fasco’s voor de deur staat, en je zit binnen, ben je er blij mee.” Op de avond in kwestie ging zij volgens een van de berichten op Indymedia interessant doen over haar inside knowledge over Vrankrijk en zette zij een van de slachtoffers weg als een niet terzake doende “oude junk.”
Een ding kan niemand ontkennen: De krakers van Vrankrijk hebben karakter. Zij blijven bij hun standpunten en dat kan je – op een enkeling na – van politici niet zeggen. Van der Laan staat als minister voor een grote uitdaging. De bejubelde mediator moet orde en rust gaan scheppen in veertig probleemwijken. Zal zijn luikje ook hier gaan ‘functioneren’?