Om nader kennis te maken met een van de hoofdrolspelers, gaan we terug naar 1941, naar Mohammedia, een voorstadje van de Marokkaanse hoofdstad Casablanca.
In die periode is Marokko een Franse kolonie.De heer Rabbae, chauffeur van de burgemeester, stapte apetrots rond. Zijneerstgeborene was een zoon! Hij noemde hem naar de profeet Mohammed.Pa en ma waren geen fanatieke moslims en vonden dat hun zoon westers onderwijs moest hebben. Maar Mohammed moest wél dagelijks naar de moskee, om al de zestig hoofdstukken van de koran uit zijn hoofd te leren.Het werd 1952. Mohammed was elf jaar oud toen zijn eerste radicale kiemenontsproten. Gewapend met een bijl ging hij de straat op om mee te doen in degewelddadige rellen tegen de Franse overheerser. Al snel kreeg hij de smaakte pakken. Toen Marokko vier jaar later onafhankelijk werd, liep hij voorop indemonstraties, ditmaal tegen de Marokkaanse regering. Vooral koning Hassandeed hem walgen.
Mohammed ging studeren op het lyceum in Casablanca en werd actief in delinks-georiënteerde nationale studentenunie van Marokko (UNEM). Zijn lichtend voorbeeld was de linkse revolutionair Ben Barka.Mehdi Ben Barka was de oprichter van de Marokkaanse Socialistische Partij, die in die tijd in werkelijkheid de communistische ideologie aanhing. Ben Barka had goede contacten met het communistische Cuba van dictator Fidel Castro, die op dat moment een belangrijke rol speelde in het internationale terrorisme. Uiteindelijk moest Ben Barka Marokko ontvluchten en zette hij zijn activiteiten tegen koning Hassan voort vanuit Parijs.
Het is maart 1965. De 24-jarige Mohammed had intussen geleerd wat actievoeren was. De UNEM organiseerde een enorme opstand in Casablanca. Studenten gingen massaal de straat op en Mohammed liep voorop. ‘Weg met de koning, lang leve de revolutie!’ werd er geroepen.
Maar de Marokkaanse regering kwam met een keiharde reactie, die heel watkrachtdadiger was dan indertijd het Franse koloniale bewind. De ‘revolutie’ werd bloedig neergeslagen. In de straten van Casablanca lagen de lijken dagenlang op straat. Mohammed wist aan arrestatie te ontkomen en angstige maanden volgden.
Hij was bang dat hij alsnog zou worden gearresteerd vanwege zijn deelnameaan het studentenprotest.
In oktober 1965 kreeg Mohammed Rabbae het benauwd. Toen werd zijn idool Ben Barka uit Parijs ontvoerd en vermoord door het Marokkaanse regime. Barka was op dat moment de secretaris-organisator in het buitenland van de op handen zijnde Tricontinentale Conferentie, een bijeenkomst op Cuba van opstandelingen van over de hele wereld.
Na deze moord werd Rabbae de grond te heet onder de voeten. Hij vluchttenaar Nederland! Via de studentenbeweging UNEM – die gelieerd was aan de Socialistische Partij in Marokko – had hij vernomen welke mogelijkheden ons land bood. Voor hulp kon hij terecht bij de Nederlandse zusterafdeling van de UNEM.
In die tijd wisten de studenten in Marokko meer van Nederland dan de Nederlandse studenten van Marokko, behalve een aantal die actief waren in de ASVA. Een organisatie die jarenlang in de gaten werd gehouden door de toenmalige BVD vanwege haar communistische sympathieën. Een belangrijke leider binnen de Nederlandse studentenbeweging was de communist Ton Regtien. Hij was goed op de hoogte van de ‘ins en outs’ van de opstanden tegen de Marokkaanse regering.
Toen Rabbae aankwam in Nederland, wist hij niet wat hem overkwam. Zijnbedje was gespreid en de vrijheid in Nederland kende geen grenzen. Binnen een jaar ging hij studeren aan de Universiteit van Amsterdam en woonde hij midden tussen de cafés en disco’s bij het Leidseplein. Via Regtien en de zijnen raakte hij al snel betrokken bij de politieke woelingen van het studentenleven. De Marokkaan was het actievoeren, de revolutie, nog niet verleerd. Hij behoorde tot een van de bezetters van het Maagdenhuis in 1969 en was zeer actief in de Vietnambeweging en het Palestina Komitee. Dit comité was de Nederlandse solidariteitsbeweging van de toen zéér gewelddadige Palestijnse beweging (PLO).
In deze periode was de Koude Oorlog in volle gang en speelde het Midden-Oosten een strategische rol. De Joodse staat was op dat moment immers een westerse enclave binnen de Arabische wereld, waar de Russen hun invloed gestaag aan het uitbreiden waren. En zoals Mient Jan Faber liet weteni: ‘de Palestijnse zaak kwam goed door in Nederland.’ Met veel enthousiasme steunde het Oostblok Arabische regimes en terroristen die Israël bevochten. Het Palestijnse terrorisme werd vanaf 1968 jarenlang volledig bewapend door de Sovjetunie.
Rabbae’s fanatieke betrokkenheid bij zijn Palestijnse broeders ging ver. Zo verstoorde hij een offerfeest van het Marokkaanse consulaat in het Amsterdamse Vondelpark. Op agressieve wijze probeerde hij tijdens dit islamitische ritueel fondsen in te zamelen voor de Palestijnen. Dit tot grote ergernis van de consul en de Marokkaanse gastarbeiders die gezellig zaten te tafelen. Niets wilden ze bijdragen, wegwezen moest hij met zijn revolutionaire communistische propagandapraatjes! Met de staart tussen de benen verliet Rabbae het park.
Aardig om te weten is dat één van zijn kompanen binnen he.t Palestina Komitee, (…) Ibrahim Al-Baz was. Rond die tijd actief in de terreurafdeling van Arafats PLO: Al-Fatah.
In 1980 werd de vriend van Rabbae, Ibrahim Al-Baz, voorzitter van het Palestina Komitee en van 1983 tot 1990 was hij in dienst van dominee Visser van de Pauluskerk. Al-Baz – volgens Visser een getrouw aanhanger van Yasser Arafat – deed werk onder Marokkaanse jongeren. Samen organiseerden zij pro-Palestijnse acties. Volgens Visser was het ‘de heer Al-Baz die altijd opriep tot rustige demonstraties.(…)Hij stelde alles in het werk om geëmotioneerde Palestijnen in bedwang te houden. (…) Ik weet dat de heer Al-Baz mij kort na zijn indiensttreding waarschuwde voor enkele Marokkaanse jongerengroeperingen die zich in hun ijver voor de Palestijnse zaak schuldig maakten aan antisemitische uitlatingen.’
De werkelijkheid zag er iets minder mooi uit. De huidige haat onder Marokkaanse jongeren tegen Israël, tegen joden, vond onder andere hier haar oorsprong.
Al-Baz en Rabbae gooien al jaren olie op het vuur binnen de Marokkaansegemeenschap. Zo waren zij in april 2002 belangrijke sprekers tijdens een totaal uit de hand gelopen demonstratie in Amsterdam.Maar laten we teruggaan naar het begin van de jaren zeventig. MohammedRabbae stond aan het begin van zijn carrière. Via de Nederlandse studentenbeweging was hij deel geworden van een broeinest van links-radicale wereldverbeteraars, een kleurrijke schakering van krakers, anarchisten en opstandelingen uit de Derde Wereld. (…) Samen met zijn landgenoot Hassan Bel Ghazi richtte Rabbae in 1972 de Stichting Marokkaanse Migranten op in Amsterdam. Op dat moment waren veel Marokkaanse arbeiders werkloos en vormden zij een gewillig object. In mei 1975 rondde Rabbae zijn studie af en klom hij naar een hoger niveauin het welzijnswerk voor buitenlanders. Hij werd adjunct-directeur van de Stichting Buitenlanders Dordrecht. Al na een paar maanden kreeg hij promotie en werd directeur van de Stichting Buitenlanders West-Brabant in Breda.Hij was amper twee weken aangetreden of hij begon aan een grote schoonmaak.
Marokkanen die niet in zijn straatje pasten, werden buitenspel gezet. Iedereenzou koste wat kost moeten meedoen aan zijn marxistische plannen, inclusiefzijn agitatie tegen de Marokkaanse regering. Daarom moesten de koningsgezinden eruit. Volgens Marokkaanse voorlieden paste hij een tactiek toe van intimidatie. Uit Amsterdam liet hij bondgenoten aanrukken die de koningsgezinde Marokkanen tijdens bijeenkomsten molesteerden en verhinderden om het woord te voeren.
Maar de andersdenkende Marokkanen waren zijn manipulaties zat. Ze lietenhet er niet bij zitten. In een brief aan de minister van Cultuur, Recreatie enMaatschappelijk werk schreven zij, dat Rabbae via zijn stichting voornamelijknegatieve informatie verstrekte over Marokko. Dit zou Rabbae doen in de hoop dat de Marokkaanse gastarbeiders in Nederland bleven.
Ten tijde van het kabinet-Den Uyl sloot Rabbae’s toon naadloos aan op detijdgeest. De felle kreten die Joop Den Uyl (PvdA) in een megafoon in Amsterdam had geslaakt, ‘hun strijd, onze strijd, internationale solidariteit’, hadden hem als muziek in de oren geklonken. De Marokkaan wist zich politiek gesteund in zijn handelen.
Toen premier Den Uyl in 1977 plaatsmaakte voor Van Agt (CDA), veranderde het maatschappelijke klimaat. De nieuwe regering wilde eind 1979 begin 1980 via de Wet Arbeid Buitenlandse Werknemers het illegalenprobleem aanpakken. Rabbae schreeuwde moord en brand en gebruikte een kretologie die anno 2008 nog steeds werkt. Hij vond het een discriminerende wetgeving die de fascisten in de kaart speelde. Tevens achtte hij de overheid schuldig aan het ontstaan van fascistische bewegingen in Nederland. Ondanks dit soort beschuldigingen was zijn door de overheid gesubsidieerde carrière niet te stoppen.
In december 1980 stond hij vooraan tijdens een kranslegging bij de Dokwerkerin Amsterdam. De kranslegging maakte deel uit van een manifestatie tegen fascisme, racisme en antisemitisme. De voorlopers van GroenLinks (de Communistische Partij, de PSP en de PPR) en andere organisaties uit progressieve kringen waren aanwezig: de Anne Frank Stichting, de Raad van Kerken en de Christenen voor het Socialisme waren er ook. Als allochtone voorman deed Rabbae zijn woordje.
Hierin projecteerde hij de Nederlandse oorlogsgeschiedenis op zijn eigen belangen. ‘Waakzaamheid is geboden met betrekking tot de fascistische organisaties onder de buitenlanders, zoals de Turkse Grijze Wolven en de Marokkaanse Amicale, die vanuit het buitenland hier naartoe zijn geïmporteerd om de buitenlanders en hun gezinnen hier met de regelmaat van de klok aan intimidaties en onderdrukking te onderwerpen.’
Hij adviseerde de Nederlandse regering deze bewegingen te verbieden. Metde leus ‘Leve de internationale solidariteit’ sloot hij zijn betoog af.
In mei 1982 kreeg Mohammed Rabbae landelijk aanzien toen hij aantrad als directeur van het Nederlands Centrum Buitenlanders (NCB), een organisatie die miljoenen guldens aan subsidie kreeg. Vanuit deze strategische positie (waaronder de reeds eerder beschreven overname van de stichtingen Welzijn Buitenlandse Werknemers) wist hij met zijn netwerk tien jaar lang zijn ‘Migranten- en Illegalenpolitiek’ hoog op de Haagse agenda te zetten.In 1984 trad Rabbae toe tot de Educatieve Commissie van de ontwikkelingsorganisatie NOVIB. Tevens werd hij lid van de Programma Raad van de NOS-radio. De Marokkaanse programma’s van de NOS-radio zorgden voor tweedracht binnen de Marokkaanse gemeenschap. In dit kader is het belangrijk om een terugblik te werpen in de jaren 1975-76.In die tijd waren er op zondagmiddag radioprogramma’s voor Marokkaanse arbeiders. De uitzendingen waren een doorn in het oog van Rabbae en zijn medestanders. Er ontbrak kritische informatie over de Marokkaanse regering en bepaalde Marokkaanse prominenten in Nederland. Dat moest veranderen.Een aantal Marokkaanse organisaties stuurde de NOS een brief met de volgende dreigende zin: ‘Mocht u het huidige programma ongewijzigd en uitgevoerd door presentatoren die antidemocratisch zijn laten voortbestaan, dan houden wij ons het recht voor tot actie over te gaan met alle ons ter beschikking staande middelen.’
De toenmalige programmaraad van de NOS-radio was een machtig orgaan, dat verdeeld was in verschillende subsecties zoals regio’s en minderheden. Vooral de sectie minderheden stond in deze periode nogal onder druk. Hier vonden de nodige botsingen plaats met NOS-journalisten uit Suriname en de Nederlandse Antillen. Programma’s zoals Het Zwarte Schaap en Kleur Bekennen hadden tot de nodige conflicten geleid met de NOS-raad. Nu kwamen daar ook nog eens de protesten bij van de zogenaamde vertegenwoordigers van de Marokkaanse gemeenschap. Het duurde dan ook niet lang of de NOS-raad ging overstag.
Het radioprogramma voor Marokkaanse arbeiders kwam in handen van Rabbae en de zijnen.
Toen de nieuwe programma’s de huiskamers binnendrongen van de Marokkaanse gemeenschap ontstond er grote onrust. De negatieve informatie over Marokko schoot velen in het verkeerde keelgat. Talloze protesten volgden maar die werden eenvoudig terzijde geschoven.Uiteindelijk vond de meerderheid van de Marokkaanse gemeenschap het genoeg.
Op 21 februari 1976 vertrokken zes- à zevenhonderd Marokkanen naar deNOS-studio’s in Hilversum om met spandoeken en pamfletten te demonstreren tegen de negatieve programma’s over Marokko en regeringsgezinde Marokkanen in Nederland. Op een aantal spandoeken stond te lezen: ‘Wij zijn tegen informatie over Marokkanen, maar voor informatie voor Marokkanen.’ Een leus die anno 2005 nog steeds van toepassing kan zijn.Intussen mengden ongeveer honderdvijftig leden uit het netwerk van het Komitee Marokkaanse Arbeiders in Nederland (KMAN) zich tussen de demonstranten. Felle gevechten braken uit. Een grote politiemacht greep in en haalde de vechtenden uit elkaar. Het KMAN zou later protesteren omdat de niet-linkse demonstranten door de politie werden beschermd.
We maken een sprong in de tijd, naar het jaar 1988. Het klimaat voor de activiteiten van Mohammed Rabbae begon af te koelen. Een groot aantal mensen waren zijn manipulaties over de ruggen van buitenlanders zat. In dezelfde periode doorbrak de toenmalige VVD-leider Bolkestein het taboe om over de integratie van minderheden te spreken. Rabbae’s reactie was te voorzien. Jarenlang hadden hij en zijn vrienden ervoor gestreden om dat taboe op te bouwen en nu zou die VVD’er dat even af breken!? Hij trachtte het tij te keren door Bolkestein in de racistische hoek te zetten. ‘Bolkestein wil er politieke munt uit slaan zodat een aantal racisten op hem gaat stemmen’, aldus Rabbae. Tegelijkertijd dreigde hij voor de radio dat zijn NCB niet aan het minderhedendebat meedeed, als de overheid niet met 400 miljoen gulden over de brug kwam.
Opmerkelijk genoeg kwamen er ditmaal protesten uit zijn eigen Marokkaansekringen. Door zijn autoritaire opstelling groeide de tegenstand tegen hem ineigen kring. Zijn solistische optreden leidde niet tot een bundeling van krachten maar tot onderlinge confrontaties die de belangen van alle buitenlanders in Nederland beschadigden, vonden de andere organisaties van buitenlanders. Ze klaagden steen en been. Volgens hen trok Rabbae’s NCB zich niets van hen aan en gedroeg hij zich als woordvoerder, die weliswaar niemand vertegenwoordigde, maar wel het meeste geld kreeg. Volgens hen knuffelde Rabbae de migranten dood. Met zijn miljoenen guldens verslindende NCB-strategie werden migranten verpleegd, in plaats dat ze er zelfstandiger van werden. Tevens beschuldigden ze hem ervan een ordinaire machtsstrijd te voeren ten gunste van zijn eigen NCB.
De klachten namen een dusdanige vorm aan dat de hoofdfinancier van Rabbae’s activiteiten, de Nederlandse overheid, er in 1992 niet aan ontkwam om een onderzoek in te laten stellen naar het functioneren van het NCB. Resultaat: een vernietigend rapport.
En ging nu eindelijk de bezem erdoorheen? Nee hoor, niet in Nederland.Den Haag besloot om een nieuwe grote minderhedenkoepel op te zetten: FORUM, Instituut voor Multiculturele ontwikkeling. Een soort Haagse schijnbeweging om het NCB de nek om te draaien in de hoop dat de nieuwe constructie het einde zou betekenen voor het NCB-zaakwaarnemerschap van Rabbae.
Uiteindelijk was het niet de overheid die zijn dienstverband beëindigde maar de druk van binnenuit om op stappen. Amper had Rabbae zijn biezen gepakt bij het NCB of er kwamen andere geluiden uit de organisatie. Zo sloten zij zich bijvoorbeeld aan bij de opvatting dat criminaliteit nodig op etniciteit moest worden geregistreerd. Een onderwerp dat jarenlang taboe was geweest maar van eminent belang voor de aanpak van het probleem.
Intussen zat Rabbae op het Haagse pluche (…). Als Tweede-Kamerlid voor GroenLinks had hij nog steeds bezwaren tegen etnische registratie en liet weten dat hij daar faliekant tegen was. Want het zat hem mateloos dwars dat iedereen de mond vol had over criminaliteit en allochtonen.
Rabbae in de Tweede Kamer? Bij GroenLinks? Hoe was dit tot stand gekomen?
Na veel touwtrekken had de ex-communistische leidster Ina Brouwer hemovergehaald om mee te doen aan de verkiezingen. De Marokkaan was aantrekkelijk en kon een belangrijk kiezers potentieel voor GroenLinks aanboren. Vooral door het netwerk dat hij als directeur van het NCB had. Vanuit haar eigen ervaringen wist ze dat hij de ideale tussenschakel was om steun binnen te halen en coalities aan te gaan met maatschappelijke organisaties. De vakbeweging, kerken en bijvoorbeeld de vredesbeweging van Mient Jan Faber moesten GroenLinks aan de macht helpen. Brouwer omschreef Rabbae’s achterban als de ‘makelaars van ideeën’.Rabbae werd lijsttrekker, samen met Brouwer . Toen zij uiteindelijk samen opverkiezingscampagne gingen, pakte het een en ander toch iets anders uit.Met veel tamtam was een partijfeest opgezet om vooral de jongere kiezers te paaien en zo hun stem te winnen. Gekozen werd voor een groots opgezette houseparty.
Rabbae en Brouwer hadden geen bezwaar tegen het veelvuldig gebruik van drugs tijdens de festiviteiten. Dat kon ook niet anders, want in het verkiezingsprogramma van GroenLinks werd gepleit voor het legaliseren van drugs.
Er kwamen vierduizend jongeren. Ook de jonge Marokkaanse jeugd was aanwezig. De jongeren kwamen niet alleen om te dansen maar vooral om te genieten van drugs zoals xtc. Resultaat: algemene kritiek en verontwaardiging onder de Nederlandse en Marokkaanse bevolking.
In hoeverre de opvattingen van Rabbae en zijn partij van invloed zijn geweestop het drugsgebruik onder Marokkaanse jongeren is niet in te schatten. Wel is, zoals reeds aangegeven, het reusachtige probleem van criminaliteit (waaronder drugshandel) onder de Marokkaanse jongeren een bekend feit.En of dat niet genoeg was kwam er nog een foutje boven drijven. Het Groen-Linkse festijn leverde een tekort op van tachtig à negentigduizend gulden in de partijkas. Een verbazingwekkend resultaat, omdat Rabbae zich zou ontpoppen tot financieel woordvoerder van GroenLinks (1998). Na de verkiezingen kwam de kater: een verpletterende verkiezingsnederlaag.
Afsluitend.
In de strijd om de macht manifesteerde Rabbae zich steeds meer als hoeder van de islam. Toen de schrijver Salman Rushdie zijn roman De duivelsverzen publiceerde, sprak de inmiddels overleden Iraanse opperste leider imam Khomeiny in 1989 het religieuze doodvonnis (een fatwa) uit. De duivelsverzen van Rushdie zouden godslasterlijk zijn. Rushdie dook onder. Een Iraanse stichting zette een premie van tweeënhalf miljoen dollar op zijn hoofd.Intussen had Teheran onder buitenlandse druk het doodvonnis ingetrokken,maar Rushdie moest voorzichtig blijven voor het geval een extremist alsnog zou trachten hem te doden.
In navolging van Khomeiny liet óók Rabbae weten dat hij zich gekwetst voelde door Rushdie. Als toenmalig directeur van het NCB deed hij een verkapte oproep aan Nederlandse moslims om naar de rechter te gaan en een verbod op De duivelsverzen af te dwingen.
Tevens mochten De duivelsverzen niet in het Nederlands vertaald worden. ‘Alwas ik de laatste moslim in Nederland, dan nog zou ik mijn best doen het boek te laten verbieden’, aldus Rabbae.
De reacties lieten niet lang op zich wachten. De publiciste Karin Spaink verweet Rabbae fundamentalistische taal uit te slaan. ‘Wie zich gekwetst voelt dient zich bij vrienden of de psycholoog te vervoegen voor een emotionele pleister’, schreef Spaink.
Subiet kreeg zij Rabbae’s achterban op haar dak: het Meldpunt Discriminatie in Amsterdam. Die vonden dat zij moslims kwetste en zich onheus uitliet overRabbae. Maar Spaink liet zich niet intimideren en gaf Rabbae nogmaals eenveeg uit de pan: een column met als titel ‘Rabbae is een laffe draaikont’.Ook als duo-lijsttrekker van GroenLinks herhaalde Rabbae zijn anti-Rushdie-standpunt. Tegenover NRC Handelsblad stelde hij dat zijn beleving als moslim boven de opvattingen van GroenLinks gingen. Toen vier dagen later het partijbureau van GroenLinks werd bedolven onder telefoontjes en opzeggingen, liet hij weten dat hij inmiddels had geleerd dat; ‘verbieden van een boek geen zin heeft’.
Mohammed Rabbae heeft wel vaker lange tenen. Bijvoorbeeld in oktober2001, een aantal weken na de aanslagen in New York en Washington. Bewoners die door de straten van de Amsterdamse binnenstad liepen, keken verschrikt om.
Liep daar niet Bin Laden? Een schichtige figuur met wapperende baard, wittetulband en wit gewaad stak over en verdween om de hoek van de straat. Mensen met snorrende camera’s achtervolgden hem. Een aantal mensen was geneigd om er ook achteraan te gaan. Anderen glipten hun huis binnen en sloten de deur.
Het duurde even voordat ze doorhadden dat het ging om een nep-Bin Laden die figureerde in een satirische tv-uitzending van Jack Spijkerman.Verbijsterd zat Mohammed Rabbae, samen met zijn Nederlandse vrouw, ineen rijtjeshuis in Maarssen naar het tv-programma te kijken. Hij kreeg geenlucht, zijn keel zat dichtgeknepen. Na de eerste schok kwam zijn woede bovendrijven. Dit vroeg om een tegenactie. Als lid van de Mediaraad moest het niet moeilijk zijn om deze verfoeilijke Spijkerman eens duchtig de les te lezen en te voorkomen dat anderen zijn voorbeeld gingen volgen.In het tv-programma Netwerk van 26 oktober 2001 riep Rabbae komieken encabaretiers op te stoppen met grappen over de oorlog in Afghanistan, Bin Laden en terroristen. Anders kon volgens hem een verkeerd beeld ontstaan van moslims in Nederland en met een vooruitziende blik liet hij daarop volgen: ‘Ik ben bang dat grappen in het verkeerde keelgat kunnen schieten.’Ruim drie jaar later, na de moord op Theo van Gogh, staat hij weer vooraanin de gelederen. In januari 2005 verschijnt een manifest waarin meer dan170 Marokkanen en Marokkaanse organisaties zich keren tegen de strijd vande regering tegen het terrorisme. Volgens de verklaring nemen de spanningentussen diverse bevolkingsgroepen alleen maar toe, omdat de regering repressie centraal stelt en meegaat met degenen die de islam als de oorzaak van terrorisme zien. ‘Dat leidt vooral tot meer haat en onbegrip en vergroot de kans op het ontstaan van radicalisme en extremisme’, aldus het manifest. De opstellers ervan steunden de strijd tegen de ‘bezetting’ van Palestina en verwierpen de Nederlandse steun aan de ‘bezetting’ van Irak. Daarmee vervreemdde de regering zich volgens hen van vooral Nederlanders met een islamitische achtergrond. Ook moest een einde komen aan alle vormen van discriminatie, die volgens het manifest een voedingsbodem vormden voor frustraties die konden leiden tot crimineel gedrag of radicalisme. Verder was het manifest tegen een verplichte inburgering voor Marokkaanse ouderen en wilden ze een Nederland dat gastvrij bleef voor politieke vluchtelingen.Tijdens de presentatie van het manifest moesten vooral minister Verdonk (Integratie) en VVD-Tweede-Kamerlid Hirsi Ali het ontgelden. ‘Verdonk is nu minister van desintegratie. Ze wil allochtonen zonder overleg disciplineren.’ Wie was hier aan het woord?: Mohammed Rabbae. Hij was een van de opstellers van het manifest. Volgens hem moest Verdonk haar toon veranderen en niet langer met een ‘arrogante en koloniale houding’ regeren.